Ochtend des levens
De dageraad was geboren uit een donkere, onheilspellende nacht met sneeuw en ijzel. Hij was er eindelijk en zette zijn beste glimlach op. ‘ Er is werk aan de winkel!’
De ochtendstond krulde nogmaals zijn mondhoeken op. Alles in zijn lijf ontspande zich. De grijze wolkendeken schoof eventjes opzij. En ja hoor, daar was die strakblauwe hemel.
Hollandse luchten, dat blauw en dan die uitbundige glimlach van de krieken van den dag. De vogels begonnen spontaan een uitbundige serenade. Hij vond het fijn om zo af en toe een geintje uit te halen met de natuur. ‘Even goochelen…’
De ochtend des levens genoot ervan. Al die blije gezichtjes, die links en rechts uit de huizen kwamen en op de fiets of in de auto stapten. Opweg naar een school-of werkdag. ‘Allemaal happy faces.‘
Hij moest toch maar ‘ns vaker glimlachen of schaterlachen. Of nog beter bulderen van het lachen. Zie je de mensen dan al voor je? Er was een maar… De boze toorn van Koning Winter.